De beginperiode als aspirant fuchsia veredelaar.
'Loeky'
In deze periode als beginnend veredelaar op fuchsiagebied gebruikte Herman, net als de weinige collega veredelaars,
‘La Campanella ‘ als moederplant voor zijn kruisingen met daarbij nog enkele andere cultivars die destijds verkrijgbaar waren in Nederland zoals ‘Lena’ , ‘Duke of York‘ , 'Brutus’ , ‘Impudence’ , ‘Rose of Castille‘ en vele andere.
De inbreng van Botanische ouders kwam in die tijd van ‘Speciosa‘ een natuurlijke kruising van F. fulgens en F. splendens. Later werden ook F. magdalenae , F. paniculata, F. excorticata, F. lycioides en F. triphylla gebruikt als ouderplanten.
In die periode eind jaren zeventig begin jaren tachtig was het houden van botanische fuchsia’s (Species), en het gebruik daarvan voor het veredelen, niet zo eenvoudig laat staan vanzelfsprekend. Ze waren namelijk schaars te verkrijgen, moeilijk in cultuur en veel kennis over deze species ontbrak wat mede de aanleiding was tot het oprichten van de Botanische Groep.
De eerste fuchsia cultivar die Herman voor de liefhebbers op de markt bracht was in 1976 de cultivar ‘Troika‘ .
Een mooie dubbele bloem met drie kleuren in de kroon.
Als moeder was ‘La Campanella‘ gebruikt en de stuifmeelgever was onbekend, dat wil zeggen Herman maakte veiligheidshalve geen stuifmeelgever bekend.
Het was in die tijd door het ontbreken van goede bescherming van de bestoven stempel niet reëel om een stuifmeelgever te benoemen,
de natuur kon immers ook een handje geholpen hebben.
Andere cultivars uit die periode die ook allemaal
‘La Campanella‘ als zaadgever hebben met een onbekende stuifmeelgever zijn uit 1977: ‘Le Berger‘ en
‘La Bergère‘ twee bijna witte hangers en de kleinbloemige ‘Nutshell‘ .
In 1978 kwam ‘Mia van der Zee‘ , i n 1979 ‘Contramine‘ en in 1984 volgde nog ‘François Villon‘ .
'Mia van der Zee'
In deze periode tot ongeveer 1985 werden door Herman ook enkele cultivars geïntroduceerd waarvan zowel de zaadgever als de stuifmeelgever onbekenden waren. Dat zijn de cultivars ‘Flim Flam‘ , ‘Baroque Pearl‘ ,
‘Westergeest‘ en ‘Keukenhof‘ .
Als je zaait dan weet je uiteraard waar het zaad van afkomstig is, en in de meeste gevallen ook waar het stuifmeel van afkomstig is. Als je dat keurig netjes op het etiketje bij de zaailingen vermeld hebt, dan is er niets aan de hand totdat de huiskat de bak met zaailingen uitkiest om in te ravotten.
Dan kan je alleen maar gissen en is het verstandiger om maar geen kruisingsouders te vermelden.
Was zoiets Herman nu overkomen dan was zijn schat aan kennis en ervaring waarschijnlijk wel voldoende geweest om de ouders te kunnen determineren.
'Flim-Flam'
In deze begin periode realiseerde Herman in 1979 zijn eerste cultivar met een schotelvormige kroon de cultivar ‘Loeky‘ .
Een gerichte kruising van ‘Joy Patmore‘ en ‘Impudence‘ .
Deze cultivar, genoemd naar zijn echtgenote, vindt Herman, nu decennia later, nog steeds zijn mooiste cultivar.
In deze prille begin periode van zijn veredelingswerk (1976-1977) selecteerde Herman uit een zaaisel van een bes van ‘Speciosa ‘ , wat een natuurlijke kruising van F. fulgens en F. splendens is, drie planten.
Een daarvan, ‘Je Maintiendrai', werd in eerste instantie afgekeurd. De keuringscommissie vond de kleurstelling te hard.
Maar na een aantal jaren werd de cultivar teruggehaald uit Engeland, waar hij wel in omloop was, en nogmaals naar de keuring gebracht in 1985. Uit frustratie nam Herman een andere zaailing mee om door de commissie afgekeurd te worden de naam van deze zaailing was ‘Flim Flam' .
De tweede uit deze bes ‘Orange Boven‘ kwam in 1980 in omloop. De derde kwam vrijwel direct op de keuring in 1977 en kreeg de naam ‘Machu Picchu‘ .
Met ‘Machu Picchu' gaf Herman zijn visitekaartje af aan de mondiale fuchsiawereld waarmee zijn naam als veredelaar gevestigd was. ‘Machu Picchu‘ was in korte tijd een van de planten die je wereldwijd in alle collecties van de liefhebbers tegenkwam en dat geldt nog steeds.
Gestimuleerd door dit succes met ‘Speciosa‘ gebruikte Herman deze in meerdere kruisingen. ‘Speciosa‘ als zaadgever met
‘Ting a Ling‘ als stuifmeelgever leverde de ietwat bijzondere cultivar ‘Greenpeace‘ op.
Door zijn bijzondere kleurenpalet, waarin groen ook een opvallend rol speelde, was het niet alleen de bijzonder goed passende naam maar was ook het aparte uiterlijk van de plant en de bloemen die 'Greenpeace' tot een succes maakte.
Veel verhalen deden de ronde over de cultuur van 'Greenpeace' over hoe je de knoppen open kreeg, de standplaats, het overwinteren en zelfs bloeien in de winter. Maar dat alles verlette niet dat de plant tot op heden nog steeds een liefdevol plekje vindt in de collecties van vele fuchsiavrienden.
'Greenpeace'
in de zomer (linker foto) en in de winter (rechter foto) Greenpeace heeft in de winter een heel licht roze kroon terwijl de bloembuis en kelk meer groen en wit vertonen. In de zomer heeft de bloem, afhankelijk van de standplaats een duidelijke rode blos.
(info Herman de Graaff)
Een andere kruising met ‘Speciosa' als zaadgever maar dan met F. splendens als stuifmeelgever, die ook al als stuifmeelgever in 'Speciosa' aanwezig was, resulteerde in de cultivar ‘Space Shuttle' . Deze zeer rijkbloeiende cultivar met voor die tijd vrij ongewone bloemen werd vanaf zijn introductie een doorslaggevend succes.
Wat Herman zich destijds niet realiseerde was dat deze cultivar, net als het ruimtevaartuig waarnaar hij hem noemde, voor een doorbraak zorgde.
Het geel dat duidelijk te zien was in de toppen van de kelkbladen, de toppen van de kroonbladen en in de meeldraden en stamper was destijds vrij uniek en dat zorgde ervoor dat de cultivar redelijk snel populair werd bij vele fuchsialiefhebbers.
Maar ook het ongewone uiterlijk van de plant met de ietwat op F. splendens lijkende bloemen zorgden er tegelijkertijd voor dat veel van die liefhebbers wat meer belangstelling kregen voor fuchsia species.
Het was aan het eind van deze periode dat er langzamerhand wat meer fuchsia species een plaatsje kregen in de tuin en in de kas van Villa Gerharda. In 1983 introduceerde Herman zijn eerste cultivars waarvan zowel de zaadgever als de stuifmeelgever een species was.
‘Highland Pipes‘ een kruising tussen F. magdalenae en F. excorticata' , en ‘Northumbrian Pipes‘ een kruising tussen
F. magdalenae en F. paniculata.
Beide cultivars baarden destijds veel opzien door hun lange pijpvormige bloemen en het mooie contrast met het donkere blad . Met deze naam verwijzingen naar Schotse doedelzakken gaf Herman een extra dimensie aan deze planten voor de Angelsaksisch fuchsialiefhebbers die zich dan ook massaal over de cultivars ontfermden. De toen vrijwel nieuwe kleur van
‘Northumbrian Pipes‘ was destijds nogal afwijkend van het bestaande assortiment en maakte dat deze plant wereldwijd verspreid werd.
Ook een tweede cultivar met schotelvormige kroon kwam uit in 1983. ‘L ’Ingénue‘ een kruising tussen ‘Loeky‘ en ‘Mazda‘ . De naam ‘L‘Ingénue‘ wat vrouwelijke onschuld betekent is bewust aan deze kruising gegeven als tegenhanger van ‘Impudence‘ wat schaamteloos betekend.
Eveneens in 1983 zag de cultivar met het kleinste bloemetje die Herman ooit kweekte het levenslicht. Deze werd heel toepasselijk ‘Kaboutertje‘ genoemd.
‘Kaboutertje‘ is een kruising van ‘Minirose‘ als zaadgever en ‘Whiteknights Blush‘ als stuifmeelgever. De kleine felrode bloemetjes staan heel eigenwijs op stijve bloemstelen omhoog.
Niet alle introducties uit deze periode zijn hier genoemd.
In hoofdstuk 10 staan, in de lijst met introducties van Herman, de overige cultivars uit deze periode.
Lees verder op: 4 de Rosea periode.
Auteur: M.A. Soeters
Opmaak: S. van Schaik
© Fuchsia's of the World