Mario de Cooker

Mario de Cooker


1947 - Heden

Dit artikel over fuchsiaveredelaar Mario de Cooker (1947), geschreven door Paul Munro van de BFS, is voor het eerst gepubliceerd in de zomeruitgave (Summer Bulletin 2020) van het tijdschrift van de British Fuchsia Society. Hier wordt de aangepaste Nederlandse versie weergegeven, aangevuld met wat extra fotomateriaal.

Mario, jij bent waarschijnlijk een van de bekendste Nederlandse fuchsiaveredelaars. Waarom heb je voor de Fuchsia

gekozen?

Al op jonge leeftijd was ik erg geïnteresseerd in de natuur,

met name in vogels en bloemen.

Wij woonden (vader, moeder en vier kinderen) enkele kilometers buiten het dorp in een groot huis met een tamelijk wilde tuin. Met ook wat bos en veel weilanden en water in de omgeving. Ik mocht in de tuin van mijn ouders mijn eigen kleine tuintje aanleggen en zwierf ook heel wat

rond in de omgeving. Die liefde voor de natuur is nooit

verdwenen.


Ik kan me nog steeds goed herinneren hoe, al meer dan

30 jaar geleden, mijn belangstelling voor de Fuchsia

ontstaan is.

Een klein tuincentrum in Geleen in Limburg (van de familie Bakker) had een grote kas met daarin allerlei kuipplanten, waaronder fuchsia’s. De fuchsia’s werden elke zomer al een soort show gedurende enkele maanden buiten uitgestald.

Ik heb eens een bezoek aan die show gebracht en was erg onder de indruk van de veelheid aan kleuren en vormen van de fuchsia. Ik heb toen ook een aantal plantjes gekocht, waaronder ‘Speciosa’, ‘Checkerboard’, ‘Wilson's

Pearls’, ‘Blush of Dawn’ en ‘Elsie Mitchell’.

En daarna moest er voor de overwintering van de planten

natuurlijk al snel een kas aangeschaft worden.

Zo is het allemaal begonnen, en het is nooit gestopt.

‘Belle de Limbourg’

‘Roger Desiré’

Waarom en wanneer ben je met veredelen begonnen?

Kas gevuld met fuchsia’s, begin april.

Zaailingen onder kunstlicht, eind maart.

Ik heb sinds ik in Limburg woon (en dat is al 45

jaar) altijd een tuin gehad. In 1986 zijn we verhuisd

naar het huis waar in nu nog steeds woon in Ohé en

Laak. Ik kreeg toen de beschikking over een veel

grotere tuin en heb enkele jaren geëxperimenteerd

met het veredelen van rozen. Rozen, en meer speciaal

de oude soorten en de zogenoemde Engelse (de

David Austin) rozen hebben prachtige bloemen met

net zoals de fuchsia’s een enorme variatie in kleur en

vorm. Maar ik kwam er al snel achter dat voor het

uittesten van nieuwe rozen wel erg veel ruimte nodig

is, en daarvoor zou ik dan meer grond nodig

hebben dan waar mijn eigen tuin in voorzag. Dat

leek me niet zo aantrekkelijk. Een van mijn fuchsia’s

was in die tijd ‘Bon Accorde’. Die droeg op een gegeven

moment veel bessen met daarin grote hoeveelheden

zaad. Wat, tussen twee haakjes, een eenmalige

gebeurtenis bleek te zijn: het is daarna om

onduidelijke redenen bij dezelfde plant nooit meer

voorgekomen. Ik ben toen begonnen met het

plukken van bessen en het zaaien van de daaruit

geoogste zaden. Dat was al snel een succes.

Mijn eerste interessante zaailing was ‘Belle de

Limbourg’, afkomstig uit zaad van ‘Suzanna’. Na

deze eerste probeersels ben ik al snel begonnen

met het meer doelgericht uitvoeren van kruisingen,

aanvankelijk veel met ‘Checkerboard’ als

moeder. Deze plant droeg vaak bessen zo groot

als kleine pruimen (ook alweer iets wat daarna

nooit meer is voorgekomen, blijkbaar heb ik in de

beginfase erg veel geluk gehad). Uit deze eerste

kruisingen zijn onder andere ‘Frozen Tears’ en

‘Roger Desiré’ ontstaan. Door het bijwonen van

een lezing van Herman de Graaff werd mijn interesse

in het creëren van nieuwe triphylla’s gewekt.

Een van de doelen die ik mij toen gesteld heb was

het ontwikkelen van een gemakkelijk te kweken

witte triphylla. Dat heeft echter wel aanzienlijk

meer tijd gekost dan wat ik destijds verwachtte!

Je hebt niet alleen maar kruisingen uitgevoerd, maar je hebt je later ook verdiept in de achtergronden van de veredeling. Hoe is dat zo gekomen?

Ik heb altijd veel interesse gehad in het uitproberen van dingen, in het uitvoeren van experimenten, eerst als kind en later tijdens mijn studie. Na mijn studie Chemische Technologie aan de TU Delft en mijn promotieonderzoek op een onderwerp in de heterogene katalyse heb ik vele jaren gewerkt bij DSM (de vroegere Staatsmijnen) in allerlei functies in Research, Research Management en Consultancy.

Dat was erg intensief, en bracht vaak veel reizen naar het buitenland met zich mee. Dat is dan ook de reden waarom ik gedurende de eerst 20 jaren van mijn kruisingswerk me relatief weinig heb kunnen verdiepen in de achtergronden van de genetica. Praktische kennis over het kruisen werd opgebouwd door ‘trial & error’, dus het gewoonweg uitproberen van allerlei mogelijkheden. In het begin was ik al tevreden als de zaailingen wilden overleven.

Mijn echtgenote Sonja heeft in die jaren vaak veel werk moeten verzetten. Het was voor haar niet altijd een pretje als ik in de zomerperiode voor enkele weken in het buitenland was. Ze moest

dan niet enkel voor onze honden zorgen, maar ook voor mijn fuchsia’s en de nieuwe zaailingen, vaak bij hoge zomerse temperaturen!

Na mijn pensionering in 2010 kreeg ik veel meer tijd voor de fuchsia’s, en ik ben toen ook begonnen met het verdiepen van mijn achtergrondkennis. Dat heeft grote voordelen opgeleverd. De uitkomst van de kruisingen is nu veel beter te begrijpen en vaak ook veel beter voorspelbaar. Bovendien heeft het ter beschikking komen van betaalbare nieuwe technologieën zoals flowcytometrie een cruciale rol gespeeld bij het meer doelgericht kunnen uitvoeren van kruisingen.

De resultaten van mijn kruisingswerk, inclusief de achtergrondinformatie, deel ik tegenwoordig snel en continu met anderen, bijvoorbeeld middels de uitgave van het digitale Engelstalige tijdschrift The Fuchsia Breeders Initiative, dat kosteloos aan iedereen die geïnteresseerd is ter beschikking wordt gesteld.

Inmiddels zijn we daarmee in 2021 alweer aangeland bij de negende jaargang.

T.T. Torpedo was genetisch niet stabiel,
en is daarom weggevallen.

Kruisingen uitgevoerd in de kas, hier met
triphylla zaailing N 15-20

Hoeveel kruisingen maak je per jaar, en hoeveel successen levert dat uiteindelijk op?

Nieuwe zaailingen, januari 2021

Het aantal kruisingen per jaar schat ik op 500 à

1000, vaak natuurlijk met dezelfde oudercombinaties.

Veel van deze kruisingen mislukken om allerlei

redenen, en bij andere wordt vaak geen of weinig

zaad gevormd, ook als er wel bessen gevormd

worden. Als eenmaal duidelijk is wat voor combinaties

zaad opleveren wordt de slaagkans natuurlijk

veel hoger. Het aantal zaden per bes varieert

van een enkel zaadje tot wel 50 of zelfs meer.

Daarna kan het nog gebeuren dat het zaad niet wil

kiemen, of dat de kleine zaailingen al snel de geest

geven. Uiteindelijk resteren er zo’n 400 tot 600 zaailingen

per jaar. Een aantal daarvan vertoont altijd wel genetische

afwijkingen en groeit slecht. Deze plantjes met afwijkingen

worden al snel verwijderd. Om uiteenlopend redenen,

bijvoorbeeld omdat zaailingen een mooie en nieuwe

bloem hebben of enig potentieel lijken te bezitten voor

het uitvoeren van nieuwe kruisingen, worden er per jaar

30 à 40 zaailingen geselecteerd om te bewaren. De meeste

daarvan worden uiteindelijk toch afgeserveerd omdat ze

niet echt voldoen, bijvoorbeeld vanwege een te zwakke

groei. Soms vallen ze ook gewoon om in de wintermaanden.

In de afgelopen 30 jaar heb ik ongeveer 70 nieuwigheden

geïntroduceerd, wat neerkomt op een slaagkans

van ruwweg 0,5% van het aantal nieuwe zaailingen, dus 1

op 200.

Hoe lang duurt het voor je besluit om een nieuwe zaailing te introduceren?

Fuchsia’s in de kas, begin november, nog volop in bloei om mee te kunnen kruisen.

De meeste nieuwigheden worden na 4 à 5 jaar uitgebracht,

soms een jaartje eerder, soms om uiteenlopende

redenen een aantal jaren later. Een van de redenen om

de zaailingen een aantal jaren te testen is om zicht te

krijgen op de kwaliteit en de genetische stabiliteit. Veel

zaailingen (eigenlijk de meeste fuchsiacultivars) hebben

een complex polyploide genoom en kunnen daarom

genetische enigszins instabiel zijn. Het is daarom geen

uitzondering dat een zaailing na enkele jaren

degenereert en zelfs niet meer in leven te houden is. En

het zou natuurlijk niet zo fijn zijn om te veel fuchsia’s

na introductie om die reden alsnog te moeten verliezen.

Een voorbeeld hiervan is de fuchsiacultivar

‘T.T. Torpedo’, die niet meer bestaat.

Verder moeten nieuwe fuchsia’s altijd iets toevoegen

aan het bestaande assortiment, anders krijgen we teveel

van hetzelfde, teveel look-alikes. Er zijn maar weinig

zaailingen die echt optimaal aan alle vereisten voldoen,

dus er zullen altijd wel concessies gedaan moeten worden.

De praktijk moet dan uitwijzen welke nieuwigheden

door de fuchsialiefhebbers omarmd zullen worden.

Veel van de andere nieuwigheden zullen uiteindelijk

verdwijnen.

‘Roger de Cooker’ (1999)

Veelbelovende nieuwe vruchtbare
pentaploide paarse triphylla P18-F8

‘Claire Marie McManus’
Nieuwe triphylla, uitgebracht in 2020

Onder wat voor omstandigheden voer je de kruisingen uit?

Zaailing N 20-12 uit 2020

Voor een deel maak ik de kruisingen gewoon in de tuin.

Ik heb overal fuchsia’s staan, vaak grote planten. Dat

brengt natuurlijk wel het risico met zich mee dat er af

en toe wel eens een bes verdwijnt in de maag van een

merel of vernield wordt door een mus. Verder heb ik

altijd wel een aantal kleinere planten waarmee ik onder

beter beschermde omstandigheden kruisingen kan uitvoeren

zonder dat er teveel beslag gelegd wordt op de

altijd beperkte ruimte. Ook in de winter maak ik regelmatig

kruisingen, zowel in de koude kas als bij hogere

temperaturen onder kunstlicht.

Ik kruis dus het gehele jaar door! Maar de meeste kruisingen

vinden plaats van augustus tot oktober. Uit ervaring

blijkt dat in deze periode de beste resultaten bereikt

worden. Ik probeer daarbij wel om zo vroeg mogelijk

in het jaar bessen te krijgen omdat die toch wel

enige tijd nodig hebben om te rijpen, variërend van

twee tot soms wel zes maanden. En daarbij: als de kruisingen

pas laat in het jaar worden uitgevoerd moeten de

planten volop in blad de kas in, wat natuurlijk vanwege

de benodigde ruimte en de kans op aantasting zeker

niet optimaal is.

Hoeveel kassen heb je, hoe groot zijn die en hoe worden ze verwarmd?

Ik heb een glazen kas van 3 x 5 meter voor de winterberging

van mijn fuchsia’s. Elk jaar op het einde

van oktober wordt die aan de binnenkant geïsoleerd

met noppenfolie, die eind mei weer verwijderd

wordt. De temperatuur wordt ‘s winters met elektrische

kacheltjes op ongeveer 5ºC gehouden . Dat is

ruim voldoende voor de fuchsia’s, ook voor de

triphylla’s, zelfs als die op de grond staan. Een probleempje

ontstaat altijd bij het begin van de lente als

de planten gaan groeien, en de ruimte in de kas wel

eens wat krap wordt. Een aantal planten wordt dan al

vroeg , vaak eind februari, naar buiten gebracht en

tijdelijk weer binnengezet in bijvoorbeeld de garage

als er vorst dreigt.

Ik heb ook nog een wat kleinere, niet vorstvrije kas

met een plastic bedekking, waarin ik gedurende de

winter mijn potten met bloembollen plaats om ze te

beschermen tegen regen en sneeuw. In de zomerperiode

gebruik ik dat kasje als standplaats voor een

aantal fuchsia’s. Ze staan daar onder groen plastic,

goed beschermd tegen felle zon.

In de herfst en ‘s winters zaai ik de fuchsia’s en kweek

de jonge zaailingen op onder kunstlicht bij ongeveer

20ºC. Daarvoor heb ik 5 m2 beschikbaar, verlicht met

TL lampen (cool white), ruwweg 75 Watt/m2. De lampen

hangen ongeveer 5 tot 25 cm boven de plantjes,

en branden 10 à 11 uur tijdens de nachtelijke uren. In

die ruimte (eigenlijk een wat kleine inloopkast zonder

daglicht) kan ik 80 plantjes per vierkante meter kwijt.

Als de planten te groot worden, of als het een beetje

vol wordt, verplaats ik een aantal plantjes naar de koude

kas. Dat heeft nog nooit tot problemen geleid, integendeel,

de planten krijgen dan vaak een groeistoot.

‘Saphyra’
Nieuwe paarse triphylla, uitgebracht in 2021

Wat is je meest favoriete fuchsia die je in al die jaren hebt uitgebracht?

Het is altijd een probleem om die vraag te beantwoorden

omdat smaken en ideeën nog wel eens willen veranderen.

Soms heb je een bepaalde affectie voor een

specifieke fuchsia, maar dat hoeft niet altijd de beste of

mooiste plant te zijn. Als ik nu een keuze zou moeten

maken zou ik kiezen voor ‘Roger de Cooker’, vernoemd

naar mijn vader.

‘Purple Charm’
Nieuwe paarse triphylla, uitgebracht in 2021


Neemt je interesse voor de fuchsia nog steeds toe, en hoelang denk je nog door te gaan met je veredelingswerk?

Ik heb nog steeds veel plezier in het maken van nieuwe fuchsia’s, zeker nu er steeds meer inzicht ontstaat met

betrekking tot een aantal genetische achtergronden.

Het maken van nieuwe triphylla's heeft daarbij nog steeds grote prioriteit. In de laatste tien jaar zijn er veel

nieuwigheden toegevoegd aan het assortiment triphylla’s en niet alleen door mij. Voorbeelden zijn de

triphylla's in pasteltinten en de paarse triphylla’s. En er zullen er zeker nog vele volgen, met daarbij mogelijk

winterharde paarse triphylla’s, waarvan de eerste testresultaten hoopgevend zijn.

Het uittesten van alle nieuwigheden van de afgelopen jaren vergt nog veel inspanning, dus daar kom ik mijn

tijd wel mee door! Verder besteed ik ook veel aandacht aan de achtergronden van het werken met pentaploide fuchsia’s. Deze blijken, in tegenstelling tot wat de verwachting is, vaak zeer vruchtbaar. Het hoe en waarom hiervan wordt nog niet goed begrepen, maar mijn huidige assortiment aan zaailingen biedt de mogelijkheid om hier gericht aan te werken om daar wat meer zicht op te krijgen. En dat soort experimenten is minstens zo interessant als het maken van nieuwe fuchsia’s!

Ik heb goede contacten met een aantal collega fuchsiaveredelaars, waarbij we regelmatig ideeën en interessant kruisingsmateriaal uitwisselen. Verder loopt op dit moment het project ‘Geel’, waarin ik samen met Henk Waldenmaier probeer om een echte doorbraak met betrekking tot de gele fuchsia te realiseren. Als er op dit terrein resultaten geboekt worden zullen we daar zeker onmiddellijk melding van maken!

Dus zolang de gezondheid het toestaat zou ik zeggen: nog steeds op vol vermogen vooruit!

Auteur: Paul Munro (BFS)